Paragrafen

Financiering

Risicobeheer

Om de rentekosten zo laag mogelijk te houden dient er een goede balans gevonden te worden tussen optimalisatie op de korte termijn en de stabilisatie op de langere termijn. Financiering met een korte looptijd kan zorgen voor de laagste rentelasten, terwijl vanuit het oogpunt van lange termijn stabiliteit een financiering met een langere rentevaste periode de voorkeur heeft. De wet FIDO geeft twee richtlijnen voor het beperken van de renterisico's: het kasgeldlimiet en de renterisiconorm.

Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet geeft de limiet aan voor de vlottende schuld van de gemeente. Deze limiet is vastgesteld op 8,5% van de totale begroting. In 2020 was deze limiet voor de gemeente Stein afgerond € 5,4 miljoen.

Onderstaande tabel geeft de informatie weer met betrekking tot de kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet laat vanaf het derde kwartaal een aaneengesloten overschrijding zien. Het aantrekken van twee nieuwe vaste geldleningen in maart en december 2020 zorgde vanaf dat moment voor een lagere netto vlottende schuld. Dit is gedaan om te voorkomen dat er nog langer sprake zou zijn van een overschrijding van het kasgeldlimiet.

Periode

Kwartaal 1
2020

Kwartaal 2
2020

Kwartaal 3
2020

Kwartaal 4 2020

Netto vlottende schuld -/- overschot vlottende middelen

5.082

2.947

6.609

10.773

Kasgeldlimiet

5.395

5.395

5.395

5.395

Overschrijding van kasgeldlimiet

1.214

5.378

Ruimte tot de kasgeldlimiet

313

2.448

Renterisiconorm
In de wet FIDO staat dat de renterisiconorm niet mag worden overschreden. Deze norm zorgt voor een opbouw van de leningportefeuille, waarbij het renterisico van renteaanpassingen en herfinanciering van geldleningen in voldoende mate wordt beperkt. Er mag maximaal 20% van de langlopende geldleningen per jaar in aanmerking komen voor herfinanciering en renteherziening. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire renterisico's. Primaire renterisico's betreft het gevaar van een ongunstige stand van de rente op het moment dat nieuwe leningen moeten worden afgesloten. Secundaire renterisico's betreft het niet kunnen profiteren van gunstige renteontwikkelingen. Risico's loopt de gemeente dan ook bij een onevenwichtige verdeling van de portefeuille wat betreft de looptijden. Een portefeuille met overwegend kortlopende leningen kent een hoog primair risico en een overwegend langlopende portefeuille kent een hoog secundair risico.

Uit onderstaand overzicht blijkt dat in 2020 de renterisiconorm van de gemeente Stein niet overschreden werd.

(bedragen x € 1.000)

Stap

Variabelen  Renterisico(norm)

2020

(1)

Renteherziening op vaste schuld

0

(2)

Netto nieuw aangetrokken vaste schuld

20.000

(3)

Betaalde aflossingen  

4.396

(4)

Herfinanciering (laagste van 2 en 3)

4.396

(5)

Renterisico op vaste schuld (1 + 4)

4.396

(6)

Renterisiconorm (20% x  vaste schuld per 1/1), excl. door verstrekte leningen woningstichtingen

8.709

(7)

Ruimte onder renterisiconorm (6 – 5)

4.313

Debiteurenrisico
Dit betreft het risico dat vorderingen op debiteuren niet kunnen worden geïnd en afgeboekt moeten worden. Ter afdekking van de risico's met betrekking tot debiteuren sociale zaken is voor een bedrag van € 1.147.800 een voorziening gevormd, en voor de TOZO regeling een voorziening van € 47.900. De voorziening voor risico's met betrekking tot overige debiteuren bedraagt per 31 december 2020 € 130.000.

Geldleningen

De financiële risico’s van gemeenten voor de verstrekte geldleningen en achtervang aan woningcorporaties zijn klein. De financiële middelen (liquiditeitspositie en eigen vermogen) van de corporaties vormen de eerste zekerheid. De borgstellingsreserve van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) vormt de tweede zekerheid. Als corporaties hun rente- en aflossingsverplichtingen niet nakomen, dan kan de WSW aangesproken worden. Zij beschikken daarom over een borgstellingsreserve. De Autoriteit Woningcorporaties (AW) houdt sinds 2016 toezicht op WSW. Belangrijk doel van dit toezicht is om vast te stellen of het risicokapitaal van WSW toereikend is om mogelijke verliezen van WSW te dekken. De achtervangpositie van Rijk en gemeenten vormt de derde zekerheid. Indien daarop een beroep gedaan moet worden, moeten Rijk en gemeenten op verzoek van het WSW renteloze leningen aan het WSW verstrekken.

Deze pagina is gebouwd op 06/03/2021 09:39:25 met de export van 06/03/2021 09:27:32